Motivatie van WW’ers

Van de WW’ers, met ervaring in het primair onderwijs, geeft 23 procent aan weer als leraar in het primair onderwijs te willen werken (Tabel 1). De meerderheid (77%) wil niet meer als leraar werken. Bijna de helft van deze groep, die niet meer als leraar wil werken, wil wel weer in het onderwijs aan de slag. Uit deze cijfers blijkt dat een deel van de stille reserve gemotiveerd is om weer aan het werk te gaan in het primair onderwijs. De exacte omvang van deze groep is lastig te bepalen. In 2015 ging het naar verwachting om circa 1.250 WW’ers, die mogelijk kunnen en willen terugkeren als leraar.
De gemiddelde leeftijd van de personen die niet meer in het onderwijs willen werken (laag potentieel) is hoger dan in de groep WW’ers die alleen in het onderwijs wil werken (midden potentieel) en in de groep WW’ers die weer als leraar wil werken (hoog potentieel). Driekwart van de personen in de groep met laag potentieel is ouder dan 61 jaar, terwijl in de andere groepen de helft van de personen tussen de 55 en 62 jaar is.
Belemmeringen voor herintreden
Ondanks het potentieel stroomt lang niet iedere WW’er met interesse weer in als leraar in het primair onderwijs. WW’ers met ervaring in het primair onderwijs en werkgevers in het primair onderwijs ervaren verschillende belemmeringen voor terugkeer naar het onderwijs.

Bij de WW’ers die niet meer in het onderwijs willen werken vormen vooral de werkdruk, een burn-out, leeftijd en gezondheid de belangrijkste belemmeringen. Bij de groep die niet meer als leraar wil werken, maar wel in het onderwijs, zijn ook werkdruk en een burn-out de belangrijkste obstakels. Ook noemen zij de grote klassen/groepen als belemmering, omdat ze zich vaak niet meer in staat achten grote klassen/groepen les te geven. De WW’ers die weer aan de slag willen als leraar noemen de administratieve rompslomp, het niet hebben van een vaste baan, weinig vacatures en de grote klassen/groepen als grootste belemmeringen.
Kansen voor re-integratie
WW’ers zien het verlagen van de werkdruk, kleinere klassen, een vaste baan/vast contract, goede begeleiding en minder administratieve romplomp als voorwaarden voor hun re-integratie. Ook wordt het werken als invalkracht door hen als oplossing gegeven. Als invalkracht hebben ze minder administratieve taken, waardoor ze zich meer kunnen richten op hun leerlingen dan bij een vaste baan. Verder verwachten zij door training, bijvoorbeeld in het voeren van sollicitatiegesprekken, en het leren participeren in netwerken sneller een baan te kunnen vinden. Werkgevers noemen het opknippen van onderwijstaken als een mogelijkheid voor re-integratie van WW’ers in het primair onderwijs. Door het opsplitsen van taken kunnen WW’ers voor een deel van de onderwijstaken worden ingezet.
Op basis van deze conclusies onderscheidt het onderzoeksbureau de volgende mogelijkheden voor re-integratie:
- Het inrichten van matchingspools;
- Het verbeteren van kennis over WW-rechten en-plichten;
- Het inzetten op actieve re-integratie naar andere functies;
- Het versterken van het personeelsbeleid.
Een kanttekening is dat een deel van de WW’ers nog maar voor korte tijd beschikbaar is voor de arbeidsmarkt, omdat een groot deel binnen vijf jaar de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.
Bron: Regioplan (2019). Stille reserve in de WW. Onderzoek naar potentieel voor re-integratie in het po. Amsterdam: Regioplan.