Landelijke aanpak personeelstekort
ArbeidsmarktontwikkelingenHet primair onderwijs kent een groot kwantitatief personeelstekort. De instroom van nieuwe leraren en schoolleiders is te klein om het vertrek op te vangen van collega’s die met pensioen gaan, in een andere onderwijssector gaan werken of buiten het onderwijs hun carrière vervolgen. Schoolbesturen, werkgeversorganisaties, onderwijsvakbonden, opleidingen, gemeenten en de landelijke overheid werken samen om het personeelstekort aan te pakken. Om de sector te ondersteunen bij het maken van keuzes heeft het Arbeidsmarktplatform PO informatie verzameld over de landelijke aanpak van het personeelstekort.

Huidige tekorten in beeld
Centerdata brengt de personeelstekorten – van zowel schoolleiders als leraren – jaarlijks in beeld. Zij meten zowel openstaande vacatures, als verborgen tekorten. Bij verborgen tekorten gaat het om ongewenste situaties, zoals de inzet van onbevoegden of het samenvoegen van klassen. Hieronder vatten we enkele opvallende cijfers uit de meting Personeelstekorten primair onderwijs 2023 (gepubliceerd december 2023) samen, voor zowel de leraren als schoolleiders.
Tekort leraren in cijfers
Uit de meting Personeelstekorten primair onderwijs 2023 blijkt dat het landelijk tekort voor leraren 9,7 procent van de werkgelegenheid van leraren bedraagt, oftewel 9.800 fulltimebanen. Dit is het totaal van openstaande vacatures en verborgen tekorten, wat zowel geldt voor de reguliere als de vervangingsposities. Dit is een stijging in het landelijk tekort vergeleken met 2022.
Uitstroom oudere medewerkers en instroom van jongere leraren
De vergrijzing van het personeelsbestand is een belangrijke factor voor het lerarentekort. Het aantal leraren ouder dan 65 jaar is de afgelopen vijf jaar met ongeveer 50 procent gegroeid, van circa 1.208 fte in 2019 naar ruim 1.809 fte in 2023. Dit komt, onder andere, door de verhoging van de AOW-leeftijd.
Aan de andere kant is de instroom van jongere leraren toegenomen; tussen 2019 en 2023 is het aandeel leraren jonger dan 25 jaar met ruim 39 procent gestegen. Toch is dit mogelijk niet voldoende om de uitstroom van oudere leraren te compenseren. Daarnaast is het aantal zij-instromers ook flink toegenomen: in 2023 werden 916 subsidies toegekend, tegenover 71 in 2017.
Regionale verschillen in het personeelstekort
Het tekort is niet evenredig verdeeld over regio’s of scholen; in de vijf grote steden (Almere, Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht (G5) ligt het tekort aanmerkelijk hoger. Opvallend is dat de tekorten in het basisonderwijs binnen de G5 ruim twee keer hoger liggen dan daarbuiten: binnen de G5 ligt het tekort op 16 procent en buiten de G5 op 6,5 procent.
Extra uitdagingen voor scholen met specifieke kenmerken
De afgelopen jaren lagen de landelijke tekorten in het speciaal basisonderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs wat hoger dan in het reguliere basisonderwijs. Deze verschillen naar schooltype zien we nu minder, maar ook hier zijn de tekorten binnen de G5 hoger dan daarbuiten. Basisscholen met een hoog leerlingengewicht voor onderwijsachterstanden, hebben ook méér last van het tekort dan scholen zonder gewicht. Kijkend naar de cijfers is duidelijk dat complexere scholen – speciaal onderwijs en scholen met veel achterstandsleerlingen – meer moeite hebben om voldoende personeel aan te trekken.
Tekort schoolleiders: landelijke en regionale inzichten
Op 1 oktober 2024 bedraagt het totale landelijke gemiddelde tekort aan schoolleiders 9,8 procent van de werkgelegenheid voor schoolleiders. Dit komt overeen met ongeveer 850 fte. Omdat schoolleiders gemiddeld een aanstelling van 90 procent hebben, zijn er dus ruim 750 nieuwe schoolleiders nodig. We zien een daling in het tekort: in 2023 was het landelijke tekort aan schoolleiding 15,1 procent.
Het tekort aan schoolleiders is buiten de G5 relatief hoger dan het tekort aan leraren en binnen de G5 iets lager. Binnen de G5 is het tekort het hoogst in Amsterdam (ruim 22 procent gecombineerd verborgen en openstaande vacatures) en het laagst in Utrecht en Rotterdam (nog geen 10 procent gecombineerd verborgen en openstaande vacatures). Landelijk gezien, exclusief de G5, ervaart 90 procent van de scholen geen tekorten aan schoolleiders.
Verborgen tekorten
Naast de openstaande tekorten, zijn er ook verborgen tekorten. In het reguliere basisonderwijs worden de verborgen tekorten op verschillende manieren ingevuld: intern gebeurt dit vaak met ander personeel en extern met zzp’ers. De reguliere en totale tekorten aan schoolleiding zijn in het speciaal basisonderwijs respectievelijk 2,9 en 4,7 procent, ten opzichte van 5,6 en 9,3 procent in het basisonderwijs.
Toekomstige tekorten
Ook naar de toekomstige personeelstekorten wordt onderzoek gedaan: zowel naar de omvang van het leraren- en schoolleiderstekort, als de spreiding over het land en de verschillen tussen schoolsoorten. Dat onderzoek wordt, onder andere, uitgevoerd door Centerdata, in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het wordt gepubliceerd in de jaarlijkse rapportage De toekomstige arbeidsmarkt voor onderwijspersoneel.
Prognoses; de arbeidsmarkt voor onderwijspersoneel in 2034
In onderstaande figuur staat de in 2024 opgestelde prognose voor de onvervulde werkgelegenheid in fte, van de leraren plus de schoolleiders. De onvervulde werkgelegenheid is de werkgelegenheid die resteert na instroom. Met andere woorden, dit is het aantal fte waarvan wordt verwacht dat deze niet kunnen worden ingevuld. In fte uitgedrukt lag de onvervulde werkgelegenheid in 2024 op 5.241 fte, naar verwachting daalt dit vervolgens licht tot 2028 (4.777 fte) en neemt het vanaf dit jaar toe tot 5.950 fte in 2034. In percentages uitgedrukt begon de onvervulde werkgelegenheid in 2024 op 5,2 procent, waarna het na een afname van een paar jaar toeneemt tot 6 procent in 2034.
Hoe demografische trends invloed hebben op tekorten
Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap publiceert ieder jaar de Referentieraming , met actuele prognoses over leerlingen- en studentenaantallen. Deze wordt gemaakt op basis van de meest recente tellingen, gecombineerd met economische en demografische ontwikkelingen. De raming van 2024 laat zien dat het aantal leerlingen in het po de komende jaren licht afneemt en later, na 2033, weer toeneemt. In de Referentieraming 2023 werd deze stijging al zo’n vijf jaar eerder verwacht. Doordat er de komende jaren naar verwachting minder kinderen geboren worden en minder Oekraïense vluchtelingen naar Nederland komen, is deze verwachting in 2024 bijgesteld. Met een (uiteindelijk) stijgend leerlingaantal en een daling in pabo-afgestudeerden, zal het tekort en daarmee de onvervulde werkgelegenheid naar verwachting in de toekomst toenemen.
Toekomstscenario’s maken met het Scenariomodel PO
Voor schoolorganisaties in het (speciaal) basisonderwijs biedt het Scenariomodel PO een hulpmiddel om inzicht te krijgen in toekomstige ontwikkelingen. Dit prognose-instrument maakt het mogelijk om:
- De verwachte ontwikkeling van leerlingenaantallen te analyseren.
- Toekomstscenario’s op te stellen voor bestuurlijke en regionale ontwikkelingen.
- Inzicht te krijgen in formatiebehoeften per functiegroep.
- De gebruikte invoergegevens, zoals leerlingprognoses en demografische trends, te raadplegen.
Het Scenariomodel PO ondersteunt schoolorganisaties bij het onderbouwen van keuzes op het gebied van personeelsbeleid en formatieplanning.
Schrijf je in voor onze maandelijkse nieuwsbrief
Vul je e-mailadres in en blijf op de hoogte van ontwikkelingen in het primair onderwijs en onze publicaties, bijeenkomsten & kennissessies.