Landelijke aanpak personeelstekort
Maatregelen aanpak personeelstekortHet primair onderwijs kent een groot kwantitatief personeelstekort. De instroom van nieuwe leraren en schoolleiders is te klein om het vertrek op te vangen van collega’s die met pensioen gaan, in een andere onderwijssector gaan werken of buiten het onderwijs hun carrière vervolgen. Schoolbesturen, werkgeversorganisaties, onderwijsvakbonden, opleidingen, gemeenten en de landelijke overheid werken samen om het personeelstekort aan te pakken. Om de sector te ondersteunen bij het maken van keuzes, heeft het Arbeidsmarktplatform PO informatie verzameld over de landelijke aanpak van het personeelstekort.

De landelijke en regionale aanpak van het personeelstekort in het primair onderwijs (po) bestaat uit verschillende maatregelen. Centraal in het beleid staat het werven van meer personeel. Hieronder vind je per onderwerp gegevens over het beleid, de laatste cijfers en de ontwikkelingen.
Regionale aanpak
Meer lerarenOm het lerarentekort aan te pakken, stelde het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) in 2022 de Lerarenstrategie op. In een voortgangsbrief van juni 2024 schrijven zij, onder andere, over de maatregel onderwijsregio’s. Begin 2023 is de Realisatie-Eenheid gestart, dit onderdeel van het ministerie van OCW heeft als opdracht om personeelstekorten in het onderwijs terug te dringen, door een regionale aanpak in te zetten met een netwerk van onderwijsregio’s dat goed functioneert. In de Kamerbrief lerarenstrategie december 2024 schrijven de minister en staatssecretaris van OCW over de realisatie van een landelijk dekkend netwerk van onderwijsregio’s waarbinnen men met voor de regio passende oplossingen voor het personeelstekort. Er is een wijzigingsregeling gepubliceerd en het totaalbedrag van 214 miljoen euro zal geïnvesteerd worden in de onderwijsregio’s. De inzet van deze middelen is voor het verhogen van de instroom van studenten en zij-instromers, het behoud van leraren en schoolleiders en het professionaliseren van leraren.
Onderwijsakkoord ‘Samen voor het beste onderwijs’
In 2022 hebben onderwijsministers, werkgevers in het po en vo, werknemersorganisaties en lerarenopleidingen gezamenlijk het onderwijsakkoord ‘Samen voor het beste onderwijs‘ opgesteld. Het belangrijkste doel is om samen te zorgen voor een goed werkende onderwijsarbeidsmarkt. De maatregelen richten zich op het verhogen van de instroom en onderwijskwaliteit, het verhogen van de zij-instroom, leraren en schoolleiders, het behoud van personeel door professionalisering en strategisch personeelsbeleid, en het anders omgaan met personeelstekorten.
Instroom
PaboDe belangstelling voor de pabo is te laag om de uitstroom van leraren uit het po op te vangen. Om de instroom te verhogen zijn en worden er verschillende beleidsmaatregelen genomen:
1. Lager collegegeld
Sinds 2018 betaalden studenten van de lerarenopleidingen de eerste twee jaar van hun studie de helft van hun collegegeld. Hiermee hoopte de overheid de instroom van pabostudenten te vergroten. Lees hier meer informatie over deze maatregelen. Het kabinet heeft de halvering van het collegegeld vanaf dit studiejaar (2024-2025) gestopt. Evaluatie laat zien dat de maatregel ‘niet aantoonbaar heeft bijgedragen aan een hogere instroom’. Het vrijvallende budget wordt gebruikt om de basisbeurs te verhogen en de aanvullende beurs te verbreden. Naast het lagere collegegeld speelt de stagevergoeding ook een rol. Voor de cao van 2023-2024 kwam de wens voor een sectorale stagevergoeding naar voren vanuit de cao-partijen. In de cao po 2024-2025 is een stagevergoeding niet opgenomen.
2. Meer ruimte om aan de toelatingseisen te voldoen
In 2015 zijn de toelatingseisen voor de pabo voor leerlingen van de havo en het mbo verscherpt. Wanneer zij geen eindexamen hebben gedaan in aardrijkskunde, geschiedenis en natuur & techniek moeten zij vooraf extra toelatingstoetsen doen. Vermoedelijk belemmerde dit de keuze van studenten voor de lerarenopleidingen, waardoor de instroom sterk daalde. Wel vielen er minder studenten uit. Met ingang van het studiejaar 2022/2023 moeten leerlingen de eisen voor de ontbrekende vakken vooraf behalen, maar als dat niet lukt krijgen ze nog twee kansen in het eerste jaar van de opleiding. Hiermee ontstaat er meer ruimte voor studenten om aan de toelatingseisen te voldoen. Deze regels rondom de toelating tot de pabo gelden tot op heden. Lees hier meer uitleg over de toelatingseisen voor de pabo. In de Tussenevaluatie Experiment toelatingseisen pabo lijkt deze maatregel niet naar verwachting uit te pakken. De positieve verwachtingen vooraf van een hogere instroom zijn, voor zover bekend, niet uitgekomen en veel nadelige effecten (als verzwaring van het eerste studiejaar, stress en onzekerheden bij de studenten en een daling van het kennisniveau bij instromende studenten) wel. In 2026 volgt de eindevaluatie.
3. Flexibiliseren programma pabo
Het programma van de pabo wordt aangepast zodat deze beter aansluit op zij-instromers met werkervaring. Hierover heeft het ministerie van OCW in 2020 afspraken gemaakt met hogescholen en universiteiten in het Bestuursakkoord Flexibilisering lerarenopleidingen. In het meest recente tussenrapport wordt omschreven dat de implementatie van deze actielijnen aardig op gang komt en dat good practices ontstaan. Het nieuwe kabinet ambieert blijvende flexibilisering van de lerarenopleidingen, maar niet alles kan voltooid worden voordat het bestuursakkoord eind 2024 afloopt. Verschillende actielijnen werken nu richting implementatie voor na de afloop van het bestuursakkoord, maar over de financiering hiervan heersen nog veel vragen.
4. Vergroten kweekvijver in vo en mbo
De doorstroom van de havo en het vwo naar de lerarenopleidingen verschilt enorm per school, zo blijkt uit onderzoek van ResearchNed. Gemiddeld kiest ruim 7 procent van de havisten voor een lerarenopleiding basis- of voortgezet onderwijs, maar per school varieert dat tussen 0 en 23 procent. De scholen waar door de jaren heen consequent meer leerlingen kiezen voor een lerarenopleiding, liggen bijna allemaal buiten de Randstad. Gemeenschappelijke kenmerken van deze groep scholen zijn een goede schoolsfeer, vaker van een bijzondere denominatie en intensievere studievoorlichting. Als vervolg hierop schrijven de ministers in hun brief over de lerarenstrategie dat zij maatregelen willen nemen op het gebied van regionale samenwerkingen, het bevorderen van doorstroom naar de pabo vanuit het mbo-programma en het bevorderen van instroom naar de pabo door experimenten met toelatingseisen. In het vervolg op de brief over de lerarenstrategie wordt er geschreven dat de onderwijsregio’s goed op gang komen.
- De Landelijke groene onderwijsregio (LGO) werkt aan een keuzevak in het groene mbo met oriëntatie op leraarschap.
- Loopbaanoriëntatie en begeleiding (lob) versterken.
- Pilots om keuzedelen gericht op doorstroom naar de pabo in het mbo-programma onder te brengen in schooljaar 2022/2023 en landelijk vanaf 2023/2024.
- Experimenten met de toelatingseisen voor de pabo om de instroom optimaal te bevorderen, zonder verlaging van de eisen.
- Het instellen van Regio’s voor de Arbeidsmarkt voor de Toekomst van het Onderwijs (RATO) waar opleidingen, schoolbesturen samenwerken bij het werven, opleiden en begeleiden van nieuwe leraren.
Instroom pabo schommelt
Het dashboard van Vereniging Hogescholen laat de afgelopen zes jaar een afwisselende trend zien in aantal instromers op de lerarenopleidingen. In 2020 was er een piek van instromers op de opleidingen, gevolgd door enkele studiejaren met een lager instroomaantal. In november 2024 kwam het nieuws dat er een stijging van 7 procent in het aantal nieuwe bachelorstudenten onderwijs was dit studiejaar.
De voltijdsopleidingen blijven met 80 procent de grootste leverancier van nieuwe leraren basisonderwijs. Twee van de tien eerstejaars volgt een deeltijdopleiding en 3,5 procent kiest voor duaal. Een duale opleiding combineert werk en studie. De deeltijd en duale opleidingen trekken veel 30-plussers die een carrièreswitch willen maken naar het onderwijs.
Keuzemotieven voor de pabo
Onderzoeksbureau Qompas onderzocht in 2018 de motieven van jongeren om al dan niet in het basisonderwijs te gaan werken. Een flinke groep jongeren weet vaak al vanaf jonge leeftijd dat ze in het basisonderwijs willen gaan werken. Veel betekenen voor anderen en trots zijn op het beroep worden als belangrijke aantrekkingskracht genoemd. Voor mbo-studenten die mogelijk voor de pabo kiezen zijn baanzekerheid en een goed salaris ook een belangrijke plus. Maar er zijn ook twijfelaars en scholieren die zeker weten dat ze géén leraar willen worden. Door degenen die niet naar de pabo gaan wordt een laag salaris juist als een van de eerste minpunten genoemd, terwijl havisten en vwo’ers ook vrezen voor een gebrekkig carrièreperspectief. Opvallend is dat de eigen – blijkbaar slechte – ervaring als leerling als afwijzend motief wordt genoemd.
Een onderzoek van Arbeidsmartkplatform PO sluit zich aan bij deze bevindingen. Uit interviews komt naar voren dat vooral intrinsieke motivatie vaak aan de orde is, gevolgd door altruïstische motieven als kinderen kunnen helpen of van meerwaarde zijn. Ook de invloed uit de omgeving komt in dit onderzoek naar voren; als mensen in de naaste omgeving ook leraar zijn kan dit een rol spelen in de keuze om zelf ook leraar te worden.
Belangrijkste reden om in het onderwijs te gaan werken | |||
Havo/vwo scholieren | Mbo-4 studenten | ||
1. | Met dit werk kun je wat betekenen voor andere mensen | 1. | Met dit werk kun je wat betekenen voor andere mensen |
2. | Alleen topstudenten kunnen een baan krijgen in dit veld | 2. | Het biedt baanzekerheid |
3. | Ik zou trots zijn om mensen te vertellen dat het mijn baan is | 3. | Het betaalt een concurrerend startsalaris |
4. | Mijn familie zou trots zijn om te vertellen dat ik dit beroep uitoefen |
Top vijf redenen om niet voor de pabo te kiezen | |||
Havo | Vwo | Mbo | |
Laag salaris | 52% | 57% | 45% |
Weinig carrièreperspectief | 47% | 60% | 35% |
Eigen ervaring als leerling | 41% | 37% | 36% |
Werken met kinderen spreekt niet aan | 39% | 42% | 41% |
Hoge werkdruk | 37% | 37% | 39% |
Uitstroom
Niet alle eerstejaars halen op de pabo de eindstreep. Uit cijfers van de Vereniging Hogescholen blijkt dat 17 procent van de voltijdstudenten (cohort 2022) de studie na een jaar verlaat. In de jaren daarna is de uitval gering. Bij de deeltijd en duale opleidingen ligt de uitval, met respectievelijk 26 en 25 procent, fors hoger. De uitval verschilt ook per vooropleiding. Studenten met een mbo-diploma lopen de meeste kans om af te haken.
De afgelopen jaren schommelde het aantal afgestudeerden van de lerarenleidingen tussen de 3.600 en 4.100. De komende jaren wordt een lichte toename verwacht door de hogere instroom in de jaren 2016-2020. Relatief studeren steeds meer studenten af via een duale of deeltijdopleiding.
Tevredenheid over en populariteit van de pabo
Minder dan twee derde van de afgestuurde pabostudenten kijkt met tevredenheid terug op de opleiding, zo blijkt uit de Loopbaanmonitor Onderwijs van Centerdata en Mooz. Dat is lager ten opzichte van vorige jaren. Daarnaast is deze score lager dan de lerarenopleiding voortgezet onderwijs in het hbo. Het niveau van de opleiding en de vakinhoudelijke en vakdidactische programmaonderdelen scoren eveneens fors lager. Opvallend is dat de pabo beduidend beter scoort in het toepassen van ICT-gebruik. De tevredenheidsscore van afgestudeerden was jarenlang stabiel, maar is voor afstudeercohort 2022 wat gedaald.
Tussen de pabo’s onderling zijn de verschillen groot. Er wordt een verband gelegd tussen de tevredenheid met de begeleiding vanuit de opleiding tijdens de eindstage en de tevredenheid over de opleiding in het algemeen. Pabo’s met een hoge tevredenheidsscore op de begeleiding scoren ook hoog op de tevredenheid met de opleiding in het algemeen.
Tevredenheid pabo, afstudeercohort 2023 | ||
Pabo | 2e graads |
|
Algemene tevredenheid | 61% | 70% |
Onderzoekende houding | 72% | 67% |
Niveau opleiding | 62% | 72% |
Niveau vakdidactiek | 60% | 72% |
Pedagogisch-didactische vaardigheden | 61% | 63% |
Studiebegeleiding | 55% | 57% |
Voorbereiding praktijk | 50% | 56% |
Aanleren differentiatievaardigheden | 51% | 51% |
Leren gebruik ICT | 56% | 44% |
Bron: Centerdata/MOOZ 2024
Populariteit pabo daalt
Over de jaren is met cijfers uit het dashboard van Vereniging Hogescholen de instroom en het bijbehorende marktaandeel bijgehouden. In 2015 werden voor mbo-studenten en havoleerlingen de toelatingseisen aangescherpt, waardoor de daling versnelde. Daarna zette een voorzichtig herstel in, met een piek in coronajaar 2020, waarna de instroom opnieuw licht daalde. Het zijn vooral vrouwen die vanwege het lage salarisperspectief en vrees voor hoge studieschulden het lerarenberoep vaker links laten liggen, constateerde onderzoeker Bas Karreman van de Erasmus Universiteit Rotterdam in een artikel in het tijdschrift ESB. In 2022 en 2023 bleef het marktaandeel van de pabo’s stabiel rond de 5 procent, terwijl het aantal eerstejaars lichtjes daalde. Dit komt doordat er in totaal minder eerstejaars waren en de pabo licht groeide.
Nieuwe opleidingsroutes
De afgelopen jaren zijn er binnen het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs nieuwe opleidingsroutes voor leraren basisonderwijs bijgekomen. Zo willen hogescholen en universiteiten meer jongeren voorbereiden op het leraarsberoep en hen een op hun belangstelling en niveau toegespitst traject aanbieden.
Academische Lerarenopleiding
In 2008 startte de eerste academische lerarenopleiding basisonderwijs aan de Universiteit Utrecht. Sindsdien zijn er nog eens vijf aan universiteiten gestart. Zo willen de universiteiten jongeren met een vwo-diploma een opleiding op hun niveau aanbieden. Deze Academische Lerarenopleidingen Primair Onderwijs (ALPO) hebben zich verenigd in het samenwerkingsverband Unipa, afgestudeerden hebben een eigen beroepsvereniging Bab opgezet.
In september 2022 startte daarnaast de Educatieve Master Primair Onderwijs (EMPO) bij de universiteiten in Amsterdam, Rotterdam en Leiden. In een tweejarige master kunnen studenten na hun bachelor alsnog voor de master academische pabo kiezen. In de loop van de tijd blijft het aantal universitaire lerarenopleidingen primair onderwijs groeien. Zo startte de Open Universiteit in 2024 ook met een lerarenopleiding voor het primair onderwijs.
Per jaar starten rond de 400 vwo’ers aan deze universitaire opleidingen, dat is ongeveer driekwart van de jongeren die met een academische pabo begint. De instroom is redelijk stabiel en kent weinig groei. Uit onderzoek van ECBO uit 2021 naar de positie van afgestudeerden blijkt dat slechts 3 procent van de afgestudeerden ziet dat schoolorganisaties beleid hebben om hun extra academische vaardigheden te benutten. Op basis van hun wo-opleiding komen ze ook niet in een hogere salarisschaal. Na een paar jaar heeft 25 procent van de academisch opgeleide leraren het onderwijs verlaten. Het merendeel vanwege gebrek aan loopbaanmogelijkheden.
Meerdere pabo’s hebben een eigen academische route opgezet, meestal in combinatie met een universiteit waar zij een premaster onderwijswetenschappen volgen. Studenten kunnen daarna doorstromen naar de masterstudie bij de universiteit. Een overzicht van deze opleidingen is bij het Onderwijsloket te vinden.
Combinatiestudies met pabo
De academies voor lichamelijke opvoeding (alo) bieden een combinatiestudie aan met de pabo. Het gaat om een vijfjarig programma, waarin de studenten zowel de bachelor alo als de bachelor leraar basisonderwijs halen. Studenten staan bij beide opleidingen ingeschreven. Een aantal hogescholen biedt daarnaast een combinatiestudie van jeugdhulpverlening of pedagogiek met de pabo aan. Ook hier halen studenten twee bachelor-diploma’s. Alle combinatieprogramma’s zijn erop gericht om studenten met een specifieke interesse meer mogelijkheden op de arbeidsmarkt te geven en de instroom naar het beroep van leraar te verhogen.
Stimuleren zij-instromers
Zij-instromersMensen met een hbo- of wo-diploma kunnen na een assessment als zij-instromer voor de klas staan. Zij combineren hun baan met een verkort deeltijdtraject aan de pabo om hun bevoegdheid te halen. Dit is een belangrijke route naar het leraarsberoep. In 2023 gaat de subsidie voor schoolbesturen die zij-instromers aanstellen omhoog, om meer schoolbesturen te stimuleren zij-instromers aan te stellen. De looptijd van deze subsidie is met een jaar verlengd tot 1 januari 2026. Het Arbeidsmarktplatform PO heeft tips voor scholen opgesteld om de zij-instroom succesvol te maken.
Het aantal zij-instromers – officieel Zij-instromer in het Beroep (ZiB) – als getoond in de Trendrapportage arbeidsmarkt leraren po, vo & mbo 2023, is tussen 2017 en 2019 rap gegroeid: in 2023 werden 916 subsidies toegekend, tegenover 71 in 2017. Ten opzichte van het aantal afgestudeerden van de pabo, is het aandeel zij-instromers gegroeid van vrijwel niets naar bijna 20 procent. Daarmee is het een belangrijke route om het aantal leraren te verhogen, maar de vraag blijft groot. De stabilisatie van de groei wordt soms verklaard door het feit dat scholen niet nog meer zij-instromers kunnen begeleiden.
Uitval zij-instromers
Landelijke cijfers over de uitval van zij-instromers ontbreken. In de laatste Loopbaanmonitor van CentERdata en MOOZ van 2023 staat dat 8 procent daadwerkelijk afhaakt. Dat relatief lage percentage afhakers heeft mogelijk te maken met het assessment, waar, volgens de Loopbaanmonitor Onderwijs, zij-instromers een duidelijk beeld krijgen van hun nieuwe baan en de opleiding. In het onderzoek van het Arbeidsmarktplatform PO (2019) geeft de meerderheid van de zij-instromers aan dat deze de combinatie van werk en studie als zwaar ervaart.
Motivatie zij-instromers
Het overgrote deel van de mensen dat overstapt naar het onderwijs is intrinsiek gemotiveerd: lesgeven interessant vinden, de ontwikkeling van kinderen beïnvloeden en een bijdrage leveren aan de samenleving vormen de top drie van redenen om zij-instromer te worden. Elk van deze redenen wordt in de Loopbaanmonitor Onderwijs bij meer dan 90 procent van de deelnemers genoemd. Baanzekerheid en inkomen spelen een minder grote rol, deze twee worden door rond de 50 procent van de deelnemers genoemd.
NOA heeft een zelftest voor belangstellenden voor zij-instroom, om te kijken of de overstap naar het onderwijs voor hen geschikt is. Hier vind je meer informatie en praktijkverhalen van zij-instromers.
Tevredenheid zij-instromers
Wie succesvol overstapt naar het onderwijs is over het algemeen tevreden over het traject dat zij volgen, vooral over de begeleiding op school. Goede begeleiding is erg belangrijk voor de motivatie en slagingskans. De tevredenheid over de opleiding ligt een stuk lager. Zij-instromers zijn vooral ontevreden over het gebrek aan maatwerk van de opleiding in verhouding tot hun voorkennis. Van alle zij-instromers in het onderwijs zijn die in het basisonderwijs het minst tevreden over hun voorbereiding op de beroepspraktijk. Vooral het lesgeven aan verschillende doelgroepen en niveaus scoren laag (34 procent) in verhouding tot zij-instromers in het mbo (47 procent). In de Loopbaanmonitor Onderwijs van Centerdata en MOOZ (2023) concluderen de onderzoekers ‘dat vooral de scholingstrajecten in het po ruimte laten voor verbetering. Er wordt weinig maatwerk geboden en in de beleving van zij-instromers niet goed aangesloten bij de beroepspraktijk.’
Een sterk punt van het po bij de begeleiding op school is dat eerst enige tijd samen met een collega wordt lesgegeven (57 procent), ten opzichte van het voortgezet onderwijs en mbo (12 procent). Volgens de onderzoekers zorgt dat voor een ‘soepele entree’. Volgens de monitor is daarnaast regelmatige begeleiding door een vaste mentor of coach met feedback zeer effectief. Het po maakt daar veel gebruik van: 90 procent van de zij-instromers geeft aan dat zij ten minste drie keer zijn geobserveerd. In het voortgezet onderwijs ligt dat op 56 procent.
Het beleid – meer subsidie en meer trajecten
Het ministerie van OCW stimuleert schoolbesturen met een subsidie om zij-instromers aan te nemen. Deze subsidie bestaat sinds 2016 en in 2023 ging het bedrag omhoog naar 25.000 euro om schoolbesturen te stimuleren nog meer zij-instromers aan te nemen. Deze subsidie loopt tot 1 januari 2026. Met het geld kunnen de kosten voor opleiding en begeleiding op school worden betaald. In latere berichtgeving meldt het Ministerie van OCW dat onderwijsregio’s vanaf juni 2024 een subsidie kunnen aanvragen waarmee ze, onder andere, afspraken kunnen maken over zij-instromers. In juni 2024 is een voortgangsbrief gepubliceerd.
Daarnaast stimuleert het ministerie ook nog andere routes om mensen om te scholen zodat zij leraar worden:
- Onderwijsassistenten en onderwijsondersteuners kunnen zich omscholen tot leraar. De subsidie daarvoor is verlengd en uitgebreid.
- Om het schoolleiderstekort aan te pakken is er de nieuwe subsidieregeling ‘instroom schoolleiders van buiten’. Besturen kunnen maximaal 20.000 euro aanvragen voor het opleiden, begeleiden en studieverlof voor kandidaten van buiten het onderwijs.
- Vanaf 2022 een programma voor statushouders gestart die in eigen land een bevoegdheid hebben als leraar, om ook hier te kunnen gaan lesgeven. Op verschillende plaatsen zijn initiatieven gestart die als kansrijk voorbeeld dienen.
- Om het schoolleiderstekort aan te pakken is er ook een zij-instroomtraject voor schoolleiders primair onderwijs. In 2023 en 2024 kunnen honderd nieuwe schoolleiders worden aangetrokken die naast hun baan een opleiding volgen.
- Afgestudeerden pedagogiek en onderwijskunde kunnen door vrijstellingen voor bepaalde vakken vaak in nog minder dan twee jaar hun bevoegdheid halen. Ze volgen de opleiding in deeltijd en mogen daarnaast meteen aan de slag.
Meer en langer werken
In het primair onderwijs wordt veel in deeltijd gewerkt. Zowel binnen als buiten het onderwijs wordt bekeken hoe meer mensen meer uren kunnen gaan werken om het leraren-/schoolleiders- en algemene personeelstekort op te lossen. Daarnaast worden ouderen gestimuleerd om langer door te werken.
In het rapport Waardevol werk: publieke dienstverlening onder druk adviseerde de Sociaal Economische Raad (SER) in februari 2023 een reeks van maatregelen om voldoende mensen voor de publieke sector te behouden of te werven. De grootste winst zit volgens de SER in de stap naar uitbreiding van contracten. Veel mensen willen namelijk best langer werken, maar worden daar niet om gevraagd of gestimuleerd. Beter personeelsbeleid is daarom een vereiste. Om meer uren per week te werken zijn vooral slimmer organiseren van schooltijden en verlofregelingen nodig, die combinatie zorg, thuis en werk makkelijker maken. ‘Het terugdringen van de werkdruk is daarin een belangrijk aandachtspunt, want voor veel medewerkers is dat een van de redenen om in deeltijd te gaan werken’, schrijft de SER in het rapport. Voor de overheid ligt er de aanbeveling om het toeslagenstelsel te veranderen en goedkope kinderopvang aan te bieden.
Wat opvalt in het onderzoek Urenuitbreiding in het primair onderwijs (februari 2023) van het platform Het potentieel pakken, is dat schoolorganisaties niet genoeg alert zijn om werk te maken van urenuitbreiding. Vaak vindt het gesprek over de aanstellingsomvang niet plaats, terwijl leraren daar best belangstelling voor hebben. Bij leraren leven – volgens het rapport onterechte – beelden dat meer werken niet loont of flexibiliteit niet mogelijk is.
Omvang deeltijdwerk onderwijs
De deeltijdfactor voor leraren die in het po werken is gemiddeld 72 procent. Schoolleiders werken meer: 4,5 dagen van de 5. Het verschil tussen de verschillende schoolsoorten in het po is gering. Regelmatig zijn er in de media geluiden, dat als alle medewerkers in het onderwijs een paar uur meer werken, het tekort is opgelost. De verdeling over de jaren laat zien dat er wel minder leraren kleine parttime banen hebben en het aandeel fulltimers een klein beetje groeit, maar de gemiddelde deeltijdfactor schommelt al jaren rond diezelfde 72 procent. Deeltijdwerken wordt gezien als een verworvenheid, constateert het onderzoek De(el)tijd zal het leren. Het is voor veel mensen een bewuste persoonlijke keuze, waar maar moeilijk verandering in aan te brengen valt. In de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA 2023) vindt 92 procent van de leraren in het po de mogelijkheid om in deeltijd te werken (heel) belangrijk.
Uit het onderzoek Deeltijdwerken in het primair onderwijs van het Arbeidsmarktplatform PO blijkt dat er een aantal (beïnvloedbare) factoren zijn die de contractomvang van leraren in het primair onderwijs bepalen:
- Cultureel maatschappelijke normen (sociale normen)
- Organisatorische factoren (hoe is het werk georganiseerd?)
- Landelijk beleid en institutionele factoren
- Levensfase afhankelijke factoren
In gesprekken met deeltijdwerkers is het belangrijk dat deze factoren aan de orde komen. Schoolleiders hebben met name invloed op de organisatorische factoren en de wijze waarop zij het gesprek aangaan met leraren. Aan de slag met dit thema? Bekijk de infographic met tips en informatie.
Door het lerarentekort krijgen starters steeds vaker de baan die ze willen hebben. In 2016 kreeg volgens de Loopbaanmonitor Onderwijs van Mooz en Centerdata slechts 70 procent van de gediplomeerden na één jaar een fulltimebaan (meer dan 0,8 fte). Inmiddels is dat voor de afgestudeerden van 2022 opgelopen tot 78 procent. Overigens zijn er wel verschillen tussen de opleidingen. De vaak wat jongere afgestudeerden van de voltijds-pabo gaan vaker fulltime werken dan de gemiddeld oudere deelnemers aan de deeltijdopleiding.
De bereidheid om meer te gaan werken neemt weer iets toe. Zei 56 procent van de starters uit 2021 dat zij zeker niet bereid waren om meer te gaan werken, is dat bij de lichting van 2022 afgenomen tot 53 procent. Slechts 11 procent wil zeker wel meer werken, ruim een kwart (28 procent) onder voorwaarden.
De voorwaarden die pabo-afgestudeerden aangeven om meer te werken, zijn door de salarisverbeteringen en de werkdrukmaatregelen flink veranderd. Nu werkgevers steeds vaker een vast contract aanbieden, is het belang daarvan flink gedaald. De behoefte aan meer ruimte voor eigen ontwikkelingen is daarentegen toegenomen. Nog steeds zijn een beter salaris en minder werkdruk de belangrijkste voorwaarden, maar deze scoren zichtbaar lager dan een jaar geleden.
Stille reserve
Veel mensen met een lesbevoegdheid voor het primair onderwijs zijn in de loop der jaren buiten het onderwijs gaan werken, zelf gestopt met werken of werkloos geworden. Deze ‘stille reserve’ wordt gestimuleerd om weer terug te komen.
Het stimuleren van mensen met een pabo-diploma om terug te komen was begin deze eeuw een uiterst succesvol middel om het tekort in de jaren rond de eeuwwisseling op te vangen. Duizenden zogenoemde herintreders konden met een opfriscursus weer voor de klas. De omvang van de stille reserve werd door Centerdata in 2015 geschat op minimaal 31.000 mensen. Het onderzoek Stille reserve in de WW van Regioplan (2019) schatte dat in 2018 dit aantal uitkomt op iets meer dan 11.000 personen. Ook blijkt dat leraren die nu buiten het onderwijs werken, extra gemotiveerd kunnen worden om weer leraar te worden, als scholen de werkdruk verlagen en een hybride aanstelling aanbieden. Het Participatiefonds helpt mee om de stille reserve in de WW weer te activeren door mensen die hun baan in het primair onderwijs zijn kwijtgeraakt te ondersteunen met re-integratie.
Schrijf je in voor onze maandelijkse nieuwsbrief
Vul je e-mailadres in en blijf op de hoogte van ontwikkelingen in het primair onderwijs en onze publicaties, bijeenkomsten & kennissessies.