Landelijke aanpak personeelstekort
Maatregelen aanpak personeelstekortHet primair onderwijs kent een groot kwantitatief personeelstekort. De instroom van nieuwe leraren en schoolleiders is te klein om het vertrek op te vangen van collega’s die met pensioen gaan, in een andere onderwijssector gaan werken of buiten het onderwijs hun carrière vervolgen. Schoolbesturen, werkgeversorganisaties, onderwijsvakbonden, opleidingen, gemeenten en de landelijke overheid werken samen om het personeelstekort aan te pakken. Om de sector te ondersteunen bij het maken van keuzes heeft het Arbeidsmarktplatform PO informatie verzameld over de landelijke aanpak van het personeelstekort.

De landelijke aanpak van het personeelstekort in het primair onderwijs (po) bestaat uit verschillende maatregelen. Het aanpakken van de werkdruk is belangrijk voor het behoud van onderwijsmedewerkers, net als begeleiding van starters. Informatie over werkdruk, starters en vertrekredenen vind je hieronder.
Een nieuw beroepsbeeld
Beroepsbeeld en statusIn mei 2024 heeft Kennisland in opdracht van de lerarenorganisaties AOb, CNV Onderwijs, FvOv, BVMBO en Platform VVVO het Beroepsbeeld leraar opgesteld. Dit beroepsbeeld, op basis van 12 pijlers, biedt inzicht in de competenties en vaardigheden die leraren nodig hebben om hun kerntaken zo goed mogelijk uit te voeren, waarbij ze zich steeds kunnen blijven ontwikkelen. Ongeveer 6.000 leraren hebben bijgedragen aan de totstandkoming van dit beroepsbeeld door middel van enquêtes, inspiratiesessies en verdiepingsbijeenkomsten. Het beroepsbeeld kan schoolorganisaties helpen bij het gesprek over de rol van de leraar, de inhoud van het vak en loopbaanontwikkeling. Op de webpagina Beroepsbeeld leraar is meer te lezen over dit nieuwe beroepsbeeld en de aanpak ervan.
De afgelopen tijd zijn er meerdere stappen gezet om het beroepsbeeld van leraren te verbeteren: salarissen zijn verhoogd, werkdrukmiddelen zijn beschikbaar gesteld en de loopbaanmogelijkheden worden middels de NAPL vergroot. Hieronder is meer informatie over het Werkdrukakkoord en de werkdrukmiddelen. Op de pagina Verbeteren arbeidsvoorwaarden lees je meer over het verhoogde salaris en de loopbaanmogelijkheden.
Status onder druk
Uit onderzoek van het Researchcentrum Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) uit 2017 over de maatschappelijke status van de leerkracht, bleek dat deze onder druk stond. In dit onderzoek werden meer dan honderd beroepen met elkaar vergeleken in een statusladder.
In het onderzoek werd ook aan panels van leraren, leraren in opleiding, ouders en een doorsnee van de bevolking gevraagd hoe zij denken dat de bevolking het beroep van leraren basisonderwijs waarderen op een schaal van 1 tot 5. Opvallend is dat leraren in het primair onderwijs fors onderschatten hoe hoog de bevolking ze waardeert: in plaats van een 3,2 denken leraren dat die waardering op 2,5 ligt.
Hoofdconclusie van het onderzoek in 2017 is dat de status van de meeste beroepen min of meer gelijk blijft. Een opvallende uitzondering zijn de lerarenberoepen: alle drie dalen ze op de statusladder qua positie. Het sterkst is dat bij de eerstegraadsleraar in de bovenbouw van vwo en gymnasium, maar ook bij de leraar basisonderwijs is een neerwaartse trend te zien.
Tevredenheid arbeidsomstandigheden
Leraren werken met plezier. Ruim 85 procent van de leraren in het po is volgens de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2023 (NEA) tevreden over het werk, zichtbaar hoger dan het landelijk gemiddelde van 79 procent. Uit dit onderzoek van TNO/CBS wordt ook duidelijk dat het onderwijs specifieke problemen kent. De werkdruk ligt hoog: ruim 26 procent van de leraren meldt burn-outklachten en over de afgelopen jaren zien we dat dit percentage jaarlijks toeneemt. Het percentage ligt dan ook fors hoger dan het gemiddelde in Nederland van 19 procent. De tevredenheid over het salaris is bij leraren po iets gedaald, van 65 naar 62 procent, maar ligt daarmee alsnog ruim boven het gemiddelde van alle beroepen.
Maar liefst 98 procent van de leraren po vindt dat zij interessant werk hebben. Op zich zijn Nederlanders gemiddeld genomen ook tevreden over hun baan, maar dat ligt met 91 procent toch iets lager. Leraren scoren ook hoog op andere arbeidsomstandigheden in de jaarlijkse NEA. De mogelijkheid om in deeltijd te werken vinden leraren goed (97 procent), net als de mogelijkheden om zich te scholen (95 procent). Minder tevreden zijn ze over de mogelijkheden om thuis te werken (60 procent) en hun werktijden te bepalen (53 procent). Ook de arbeidsvoorwaarden zoals werkzekerheid, pensioenregeling en cao scoren goed, met respectievelijk 98, 92 en 93 procent tevredenheid. Het salaris scoort sinds de cao-verbeteringen nog steeds hoog (62 procent), net als vertrouwen in de vakbond (95 procent).
Mede door de hoge werkdruk en de (on)tevredenheid over de beloning in de afgelopen jaren, in combinatie met een krappe arbeidsmarkt, is de laatste jaren een fors tekort ontstaan aan leraren en schoolleiders. Dat is overigens niet voor het eerst: tekorten en overschotten aan leraren wisselen zich al een eeuw af, zo blijkt uit een analyse van de onderwijsvakbond AOb over de arbeidsmarkt voor leraren tussen 1930 en 2017 en het overheidsbeleid. In de loop van 2015 wordt duidelijk dat het primair onderwijs afstevent op grote tekorten, onder meer omdat de populariteit van de lerarenopleiding basisonderwijs (pabo) daalt.
Tevredenheid werkomstandigheden leraren po | |
Onderdeel: | % (heel) tevreden |
Interessant werk | 98,2% |
Goede werkzekerheid | 97,6% |
Dienstverband / contractvorm (vast, tijdelijk, uitzendkracht, e.d.) | 96% |
Mogelijkheid om in deeltijd te werken | 95,5% |
Mogelijkheid om te leren | 94,9% |
Ziekteverzuim
Ziekteverzuim en werkdrukHet ziekteverzuim van leraren po ligt ruim boven het Nederlands gemiddelde en is, volgens de NEA 2023, na lange tijd stabiel te zijn geweest weer fors gestegen in 2022. Binnen het basisonderwijs zijn er overigens grote verschillen. Op scholen met veel achterstandsleerlingen ligt het ziekteverzuim op 6,4 procent. Bij leraren ouder dan 55 jaar ligt het verzuimpercentage met 8,3 procent ruim boven het gemiddelde verzuimpercentage van leraren in het po (6 procent).
Werkdruk
Veel leraren kampen door de hoge werkdruk met burn-outklachten. Zij geven in de NEA bovengemiddeld aan dat dat zij in korte tijd veel werk moeten verzetten en emotioneel erg betrokken zijn bij hun werk, terwijl zij weinig autonomie hebben om hun eigen tijd in te delen. Lesgeven is daarmee een ‘high strain job’. Het onderwijs is al jarenlang de sector met het hoogste percentage burn-outklachten. Opvallend is de daling van de laatste jaren, met weer een stijging in 2022. In 2023 zien we voor het po personeel, exclusief leraren, weer een daling in het percentage burn-outklachten. Voor de leraren in het po blijft de lijn echter stijgen.
Aanpak werkdruk
De werkdruk in het po leidt tot veel burn-outklachten en een hoog ziekteverzuim. In 2018 sloten de vakbonden, de PO-Raad en het kabinet het Werkdrukakkoord, waarmee middelen beschikbaar zijn gesteld voor schoolorganisaties om werkdruk aan te pakken. Deze middelen moeten volgens het akkoord direct bij de schoolteams terecht komen. Dat kunnen bijvoorbeeld meer leraren of onderwijsassistenten zijn, of een mix daarvan; het schoolteam (schoolleiders, leraren en ondersteunend personeel) bepaalt waar de middelen aan worden besteed. Wel moet de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad het plan goedkeuren. De PO-Raad heeft een toolbox ontwikkeld voor scholen om te berekenen hoeveel budget de school hiervoor ontvangt.
Onderzoeksbureau Oberon heeft de afgelopen vier jaar de besteding van de middelen vanuit het werkdrukakkoord gemonitord en onderzocht welke gevolgen dit had voor de ervaren werkdruk. Uit de eindrapportage Samen sterk voor minder werkdruk blijkt dat er nog steeds veel aandacht is voor het thema werkdruk. De middelen konden door de scholen naar eigen inzicht besteed worden. Vooral de werkdruk van de leerkrachten heeft op de scholen centraal gestaan. De werkdruk van onderwijs- of klassenassistenten werd op 60-70 procent van de scholen besproken en de werkdruk van de schoolleiders op ongeveer 33 procent. Voor zowel het regulier als speciaal basisonderwijs wordt het ondersteunen van leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften als oorzaak voor werkdruk genoemd. Daarnaast werden er nog andere punten genoemd: een toename van zorgzwaarte onder leerlingen, het verdelen van tijd en aandacht met een passend lesaanbod voor een diverse klas, en de verschoven verantwoordelijkheid voor de opvoeding naar de school.
Oberon vergelijkt cijfers uit 2024 met cijfers uit 2017, voor de invoering van het Werkdrukakkoord. Een van de conclusies is dat de emotionele en cognitieve belasting zijn afgenomen en de ervaren autonomie is toegenomen. Met het werkdrukmodel van TNO toegepast, lijkt er een bijdrage van het Werkdrukakkoord te zijn geweest aan de vermindering van de ervaren taakeisen en toename van de regelmogelijkheden.
Een van de mogelijkheden van de middelen uit het werkdrukakkoord was het inzetten van extra personeel. Uit de meting blijkt dat een groot deel van de schoolleiders de middelen hier ook voor hebben ingezet, met name voor onderwijsassistenten. Uit data van DUO over onderwijspersoneel zien we dit effect ook terug: terwijl het aantal leerlingen tussen 2019 en 2023 krimpt met 2,5 procent, groeit het aantal personeelsleden met 6,3 procent. De groei zit bij ondersteunend personeel (oop) met 40 procent. Dat grote verschil heeft te maken met eigen keuzes van teams, maar zeker ook met het snelgroeiende tekort, waardoor er met name in de Randstad nauwelijks leraren te vinden zijn. Hierdoor verandert de samenstelling van het personeelsbestand sterk. Het aantal fte’s dat oop’ers vervullen groeit tussen 2019 en 2023 met 9.700, en het aandeel neemt toe van 20,5 naar 26,5 procent van het totaal aan fte in het po.
Bewegingen starters
StartersHet overgrote deel van de afgestudeerden van de pabo gaat in het onderwijs werken, laat de Loopbaanmonitor Onderwijs 2023 zien. Ongeveer 11 procent van cohort 2021 zoekt een baan buiten het onderwijs, studeert door of is werkloos. Voor een goede start in het onderwijs is begeleiding op school essentieel. Paboafgestudeerden vinden sneller een baan dan afgestudeerden van de tweedegraadslerarenopleiding, of een universitaire lerarenopleiding.
De arbeidsmarkt voor paboafgestudeerden is de afgelopen jaren snel veranderd. Het aantal fulltime aanstellingen neemt de afgelopen jaren toe, laat de Loopbaanmonitor Onderwijs 2023 zien. Van de cohorten die eerder afstudeerden, combineerde een groep van ongeveer 5 procent hun deeltijdfunctie in het onderwijs tijdelijk met een bijbaan in de horeca of zakelijke dienstverlening. Later stroomde het grootste deel daarvan alsnog door naar het onderwijs. Al met al ligt daarmee het beroepsrendement – het percentage leraren dat een jaar na de studie in het onderwijs gaat werken of heeft gewerkt – voor de pabo, met bijna 90 procent, het hoogst van alle lerarenopleidingen. Voor afgestudeerden van de lerarenopleidingen voortgezet onderwijs (vo) komt het beroepsrendement uit tussen de 65 en 75 procent. Overigens hebben paboafgestudeerden die buiten het onderwijs zijn gaan werken gemiddeld een kleinere baan en verdienen minder per uur dan in het onderwijs.
De overgrote meerderheid van de paboafgestudeerden die in het onderwijs werkt, geeft les in het basisonderwijs. Een kleinere groep geeft les in het speciaal onderwijs of op een middelbare school.
De tevredenheid van de starters in het po is in de loop van de jaren iets gestegen, laat de Loopbaanmonitor Onderwijs 2023 zien. Ondanks de niet zo hoge score op salaris, is het rapportcijfer na de salarismaatregelen licht gestegen van 6,6 naar 6,8.
Het arbeidsmarktplatform PO heeft in 2023 een verkenning uitgevoerd naar de wensen en behoeften van jonge starters. Onder deze groep zagen de onderzoekers veel intrinsieke motivatie, energie en passie voor het beroep. Het is voor jonge starters belangrijk dat er een goede sfeer is op de werkvloer en daarbuiten, dat ze terecht kunnen bij ervaren collega’s en dat er doorgroeimogelijkheden zijn.
Begeleiding starters
Goede begeleiding van pas afgestudeerden is van groot belang voor hun professionele ontwikkeling. De afgelopen jaren hebben werkgevers en medewerkers ruimte gemaakt in de cao voor uitbreiding van de begeleiding. Daar zit vooruitgang in, laat de Loopbaanmonitor Onderwijs 2023 zien. Inmiddels krijgen bijna alle starters begeleiding, maar één op de tien meldt in de Loopbaanmonitor Onderwijs 2023 dat dat nog steeds niet het geval is. Echter, wordt de begeleiding lang niet altijd actief aangeboden; 16 procent van de starters van cohort 2023 in het po moet daar zelf om vragen. Op de meeste aspecten rondom begeleiding scoren opleidingsscholen beter dan niet-opleidingsscholen. Ook liggen de scores in het vo hoger dan in het po. Al neemt de waardering voor de begeleiding wat af, zijn starters wél erg positief over de directie en hun collega’s. Desondanks overweegt 17 procent op zoek te gaan naar een andere baan binnen óf buiten het onderwijs.
Veranderen en vertrekken
Leraren die eenmaal in het po werken, zijn de sector erg trouw. Zij wisselen vooral van baan binnen hun school, bestuur of het po, zo laat de verkenning Wat drijft de mobiele leraar van het Arbeidsmarktplatform PO zien. De 20 procent die het po verlaat, stapt vooral over naar een andere onderwijssector. Het onderwijs is een belangrijke sector waar uitstroom en een samenhangend personeelstekort zeer onwenselijk is. Uit de Trendrapportage 2023 blijkt, met enkele nuances, dat de percentages voor uitstroom uit de onderwijssector in het po het laagst liggen. Waar de uitstroom in 2022 6,1 procent voor het po was, was dit voor het voortgezet onderwijs 7,7 procent. De werkdruk, onvrede over de inhoud van het werk, te weinig ontwikkelingsmogelijkheden, gebrek aan autonomie, werktijden en salaris zijn vaak de grootste redenen om het onderwijs te verlaten.
Onder de groep 60 jaar en ouder ligt het percentage uitstroom veruit het hoogst, maar ook onder starters ligt het percentage gemiddeld gezien aan de hogere kant met 4,2 procent. Uit onderzoek blijkt dat de arbeidsmarktmobiliteit van jonge, hoogopgeleide medewerkers vaak hoger ligt; zij wisselen vaker van baan dan oudere medewerkers en laagopgeleiden. Zoals Researchned beschrijft heeft arbeidsmarktmobiliteit als voordeel dat medewerkers een frisse blik meebrengen en aansporen tot persoonlijke ontwikkeling.
Mobiliteit binnen het po
De mobiliteit binnen het po toont dat het aantal leraren dat naar een ander bestuur overstapt, na een afname in 2020, weer is toegenomen tot 4,8 procent in 2022. Daarnaast is er een aanzienlijke mobiliteit van leraren tussen de grote steden (G5) en andere gemeenten. De afgelopen jaren zijn er meer leraren vanuit de G5 naar andere gemeenten overgestapt dan andersom.
Scholen en schoolbesturen kunnen zelf ook veel doen om het werken in het onderwijs aantrekkelijk te maken en houden. Het Arbeidsmarktplatform PO verzamelde zes praktijkverhalen en de theorie in de publicatie De school als aantrekkelijke werkomgeving. Hierin zijn ervaringen en aanbevelingen uit de praktijk gecombineerd met de laatste wetenschappelijke inzichten.
Top 5 push- en pullfactoren primair onderwijs | ||
Vertrekredenen uit onvrede over: | Ik heb mijn nieuwe baan gekozen vanwege: | |
1. | Inhoud van het werk | Inhoud van het werk |
2. | Loopbaanontwikkelingsmogelijkheden | Mate van zelfstandigheid |
3. | Wijze waarop direct leidinggevende leiding gaf | Samenwerking met collega’s |
4. | Hoeveelheid werk | Loopbaanontwikkelingsmogelijkheden |
5. | Aandacht van organisatie voor persoonlijk welzijn | Hoeveelheid werk |
Top vijf genoemde redenen door starters om onderwijs te verlaten | |
De werkdruk in het onderwijs is te hoog | 64% |
Buiten het onderwijs is het salaris beter | 48% |
Ik wil graag ervaringen op doen buiten het onderwijs | 45% |
De lage status van het werken in het onderwijs | 23% |
Ben bezig met/heb een andere studie gedaan en wil een baan die daarop aansluit | 21% |
Bron: Centerdata/MOOZ 2023
Schrijf je in voor onze maandelijkse nieuwsbrief
Vul je e-mailadres in en blijf op de hoogte van ontwikkelingen in het primair onderwijs en onze publicaties, bijeenkomsten & kennissessies.