‘We moeten het plezier terugbrengen in het onderwijs’, aldus Peter van Maaren. Peter is leraar, voorlichter en auteur van het boek Mijn meester is homo. Hij vindt het onderwijs en de maatschappij vandaag de dag erg prestatiegericht. Dit heeft invloed op het werkgeluk van leraren én het plezier van leerlingen. ‘Leren en jezelf ontwikkelen kan heel leuk zijn. Alleen is dat voor veel groepen in de samenleving nu niet zo. Daar moeten we verandering in brengen. Als je als bestuur prachtige beleidszinnen opstelt over dat iedereen zichzelf kan zijn en zich thuis kan voelen op je school, dan moet je dat in alle facetten uitdragen.’
Om zijn stelling kracht bij te zetten, vertelt hij een verhaal uit de tijd dat hij onder meer Engelse les gaf aan mbo-leerlingen. ‘Collega’s waren niet altijd blij als ze na mij les moesten geven, want de leerlingen kwam altijd vol energie en enthousiasme uit mijn les. Ik creëerde een ontspannen en veilige sfeer waarin leerlingen zichzelf konden zijn en ik paste mijn manier van lesgeven aan hun belevingswereld aan. Dat betekende ook dat ik rekening hield met hun spanningsboog. Als ik merkte dat ze afdwaalden, begon ik gewoon ergens anders over. Om vervolgens weer langzaam terug te komen op de lesstof. Leerlingen die gewend waren altijd een onvoldoende te krijgen, haalden bij mij opeens een 8. Dat deed iets met hun zelfvertrouwen. Je moet laten zien dat leren leuk kan zijn en dat ze iets kunnen bereiken.’
Seksuele diversiteit en religie
Zelf begrijpt Peter als geen ander hoe het is als het plezier in leren ontbreekt, omdat je moet vechten voor het onderwijs dat je verdient. Hij werd, zoals hij het zelf zegt, geboren aan de verkeerde kant van het spoor. ‘Ik kom oorspronkelijk uit een achterstandswijk in Groningen. Deze lage sociale klasse werkte door in mijn schoolcarrière. Er werd niet gekeken naar mijn capaciteiten. Ik ging gewoon naar het lbo, wat nu het vmbo is. Uiteindelijk ben ik via het mbo en hbo alsnog naar de universiteit gegaan. Daar waar mijn moeder ooit schoongemaakt had. Ik was de eerste in de familie die ging studeren.’ En ook in zijn latere loopbaan kreeg Peter regelmatig te maken met lastige situaties en vooroordelen. Niet in de laatste plaats vanwege zijn homoseksualiteit. Daar komt bij dat hij nu sinds een aantal jaar bekeerd is tot de Islam, wat ook nog wel eens verwarring oplevert. ‘Het is niet mijn bedoeling om verwarring te zaaien, ik ben juist op zoek naar verbinding. Religie en seksuele diversiteit kunnen prima samengaan. Ook in het onderwijs. Mijn geloof is een manier om contact te maken. Als Islamitische jongeren mij vijandig benaderen omdat ik homo ben, dan sla ik op mijn borst en zeg ‘salam alaikum’ [vrede zij met u, red.]. Op zo’n moment zie je de uitdrukking in hun ogen veranderen.’
Vooroordelen wegnemen
‘In de Diamantbuurt in Amsterdam, waar ik woon, en in de moskee weet iedereen dat ik homo ben. Buurtbewoners moesten daar wel aan wennen. Ik werd eerst uitgescholden en getreiterd. Toch ging ik de mensen niet uit de weg. Als ik op een groep Islamitische jongeren afliep, dan deinsden ze uit elkaar omdat ze mij niet wilden aanraken. Zoals bij Mozes en de zee. Sinds ik bekeerd ben tot de Islam noem ik mezelf dan ook Musa. Uiteindelijk ben ik met de vaders in de moskee in gesprek gegaan. Dat hielp. Inmiddels groet bijna iedereen mij en ken ik de meeste mensen goed.’ ‘Zo heb ik dat ook altijd gedaan in de klas. Veel leraren vinden seksuele diversiteit een lastig onderwerp. Dit heeft onder andere te maken met het woord ‘seksuele’. In het basisonderwijs spreek ik daarom liever over relationele diversiteit. Daarnaast is homo nog steeds voor veel kinderen en jongeren een scheldwoord. De culturele achtergrond speelt hierbij vaak een rol. Door het gesprek aan te gaan kun je de vooroordelen wegnemen. Overigens geldt dat andersom net zo goed. Deze kinderen hebben zelf ook te maken met discriminatie en vooroordelen. Daarom scheelt het dat ik letterlijk hun taal spreek en bijvoorbeeld de Koran ken. Als ze mij uitschelden voor ‘zemmel’, straattaal voor homo, dan zeg ik rustig ‘dat klopt, ik ben homo’. Vervolgens mogen ze me alles vragen. Op mijn beurt ben ik oprecht benieuwd naar hun mening en ervaringen. Andere leraren vragen mij wel eens hoe het komt dat ik zoveel kennis heb over de culturele achtergrond van de leerlingen. Dat is gewoon een kwestie van interesse tonen.’
‘Leerlingen hebben positieve rolmodellen nodig. In alle soorten, vormen en maten. Door te zijn wie ik ben, ben ik een voorbeeldfiguur en laat ik zien dat je je eigen unieke identiteit niet hoeft te verbergen.’
Afspraken en regels naleven
Denk nu niet dat Peter, of Musa, alleen van de ‘softe’ aanpak is. Hij laat net zo gemakkelijk zijn strenge kant zien als dat nodig is. Daarover zegt hij: ‘Als je met elkaar afspraken maakt en regels opstelt, dan moet je zorgen dat iedereen zich eraan houdt. Anders slaat het nergens op. Een klein voorbeeld: op een school waar ik ooit werkte zag ik twee jongens voetballen in de gang. Ik sprak ze daarop aan, maar ze reageerden niet. Op zo’n moment zet ik mijn autoritaire stem op en roep ‘kijk me aan, ik praat tegen je. Pak nu die bal op en ga naar buiten.’ Soms moet je de confrontatie aangaan en aandacht afdwingen. Dat geldt voor voetballen in de gang en net zo goed voor afspraken die je maakt over diversiteit en inclusie. Als je als bestuur prachtige beleidszinnen opstelt over dat iedereen zichzelf kan zijn en zich thuis kan voelen op je school, dan moet je dat in alle facetten uitdragen. Ik kom soms op scholen met schitterende posters en slogans over gelijkwaardigheid waar de leerlingen mij de huid vol schelden. Dan heb je als school naar mijn mening nog wel wat werk te doen.’
Het goede voorbeeld geven in een veilige omgeving
Een van de redenen dat er nog veel werk te doen is, is volgens Peter het feit dat onze samenleving erg heteroseksueel-georiënteerd is. Hij zegt hierover: ‘Het gebeurt regelmatig dat LHBTIQ+-leraren te horen krijgen dat de school er geen problemen mee heeft, maar dat ze liever niet hebben dat de leraar in kwestie openlijk voor diens geaardheid uitkomt. Terwijl ze het heel normaal vinden als heteroseksuele collega’s vertellen dat ze een relatie en kinderen hebben. Daarmee zeggen ze impliciet dat ze seksueel actief zijn en daar valt nooit iemand over. Begrijp me niet verkeerd, dat is prima. Maar zodra je zegt dat je homo bent, dan gaat het ineens volledig over seks in de hoofden van anderen. Daar moet verandering in komen. Leerlingen hebben juist positieve rolmodellen nodig. In alle soorten, vormen en maten. Door te zijn wie ik ben, ben ik een voorbeeldfiguur en laat ik zien dat je je eigen unieke identiteit niet hoeft te verbergen. Ook in mijn lessen probeer ik meer bewustwording op dit vlak te creëren. Bijvoorbeeld door in teksten en oefeningen twee vaders of twee moeders te verwerken. Die openheid vraagt om een veilige omgeving voor zowel leraren als leerlingen. Er moet ruimte zijn om te leren, plezier te hebben én om serieuze gesprekken te voeren en vooroordelen aan de kaak te stellen. Dit lukt alleen als je als team consequent het goede voorbeeld geeft en ingrijpt bij ongewenst gedrag.’