Direct naar content

Regio Zuid-Holland-Zuid

Regionale arbeidsmarktanalyse primair onderwijs 2025

De arbeidsmarkt in het primair onderwijs verschilt per regio. In sommige regio’s ontstaan de komende jaren grotere tekorten aan schoolleiders en leraren dan in andere. Voor scholen en schoolorganisaties is het daarom belangrijk om een goed beeld van de eigen regio te hebben.

Het Arbeidsmarktplatform PO heeft hiervoor negentien regionale arbeidsmarktanalyses opgesteld. Deze brengen de cijfermatige ontwikkelingen per regio in kaart en lichten ze toe. Op deze pagina vind je de resultaten voor de regio Zuid-Holland-Zuid (arbeidsmarktregio’s Drechtsteden, Gorinchem, Rijnmond en Rotterdam). Wil je een andere regio bekijken? Via het drop-downmenu hierboven kun je eenvoudig een andere analyse openen. Onderaan deze pagina zie je welke onderwijsregio’s actief zijn in deze regio met een link naar de webpagina van de onderwijsregio. Hier kan je onder andere meer informatie vinden over de indeling van de onderwijsregio’s, de verzorgingsgebieden en hun arbeidsmarktactiviteiten.

Samenvatting

  • De huidige spanningsindicator van de arbeidsmarkt van pedagogische beroepen is in Zuid-Holland-Zuid zeer krap.
  • In Zuid-Holland-Zuid is het aantal leerlingen tussen 2020 en 2024 minder snel afgenomen dan de landelijke trend (0,4% tegenover 1,6%). De prognose is dat het aantal leerlingen tussen 2025 en 2029 meer zal afnemen (1,4%).
  • Net als de lichte daling in werkgelegenheid daalt ook de relatieve onvervulde werkgelegenheid voor po-leraren en schoolleiders in Zuid-Holland-Zuid; van 6,8% in 2025 tot 5,4% in 2029.
  • In Zuid-Holland-Zuid is de pabo-instroom de afgelopen jaren toegenomen (20%). Het aantal nieuw-paboafgestudeerden is de afgelopen jaren ook toegenomen (47%).
  • Het uitvalpercentage is de afgelopen jaren ook gestegen. In 2024/2025 lag het uitvalpercentage na één jaar op 20%. Dit percentage geeft aan hoeveel pabo-studenten de opleiding voortijdig afbreken.

Zeer krappe arbeidsmarkt voor pedagogische beroepen in de regio

De spanningsindicator van het UWV geeft de verhouding weer tussen het aantal openstaande vacatures en het aantal werkzoekenden binnen een bepaald beroep of bepaalde sector. Het is een maat voor de krapte op de arbeidsmarkt: hoe hoger de indicator, hoe moeilijker het voor werkgevers is om geschikt personeel te vinden. Een lage waarde duidt op een ruime arbeidsmarkt, waarin veel werkzoekenden beschikbaar zijn per vacature. De spanningsindicator helpt bij het inschatten van arbeidsmarktdynamiek en het formuleren van beleid voor onderwijs, werk en economie.

Ten opzichte van de gehele arbeidsmarkt, laat de spanningsindicator van de pedagogische beroepen landelijk sinds 2021 een krappere arbeidsmarkt zien. De spanningsindicator van de gehele arbeidsmarkt is in 2024 uitgekomen op 3,6 (krap), terwijl de spanningsindicator van de pedagogische beroepen in 2024 uitkwam op 4,0 (zeer krap). In de figuur hieronder zie je enkel de ontwikkeling van de spanningsindicator binnen de pedagogische beroepen, waar het onderwijs onder valt.

Binnen de regio Zuid-Holland-Zuid is de spanningsindicator van de pedagogische beroepen vergelijkbaar met de landelijke. We zien eenzelfde soort ontwikkeling over de afgelopen vijf jaar. In 2022 zien we in de arbeidsmarktregio Drechtsteden een daling en in Gorinchem juist een stijging, maar in 2023 loopt de spanningsindicator weer gelijk op met de andere arbeidsmarktregio’s en de landelijke trend. De spanningsindicator van de pedagogische beroepen is in 2024 het laagst in arbeidsmarktregio Rijnmond (4,0) en het hoogst in Drechtsteden (4,9). De drie arbeidsmarktregio’s komen in 2024 allemaal uit op een zeer krappe spanningsindicatie.

Aantal leerlingen zal blijven afnemen

De ontwikkeling van het aantal leerlingen is van belang voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector. De afgelopen jaren daalde in veel regio’s in Nederland het aantal leerlingen. Tussen 2020 en 2024 nam het aantal leerlingen in de sector met 1,6% af van circa 1.524.000 leerlingen tot 1.499.000 leerlingen. De komende jaren zal het aantal leerlingen in Nederland naar verwachting verder afnemen, hoewel minder sterk dan afgelopen jaren. Tussen 2025 en 2029 daalt de basisgeneratie voor het primair onderwijs naar verwachting met 1,3%.

In de regio Zuid-Holland-Zuid zien we in de periode 2020-2024 een kleinere afname van het aantal leerlingen dan landelijk, in totaal met 0,4%. In de periode daarna, 2025-2029, wordt een grotere afname van het aantal leerlingen verwacht (1,4%).

Daling tekorten leraren en schoolleiders verwacht

Het landelijk aantal leerlingen in het primair onderwijs is de afgelopen jaren gedaald en naar verwachting zet deze daling de komende jaren door. Als gevolg daarvan krimpt ook de werkgelegenheid: minder leerlingen betekent minder behoefte aan leraren. De prognose voor de landelijke werkgelegenheid van leraren en schoolleiders toont dan ook een afname van 1,4% tot ongeveer 100.400 fte in 2029.

In Zuid-Holland-Zuid dalen de leerlingaantallen naar verwachting ongeveer even sterk als landelijk. Wat betreft de werkgelegenheid van leraren en schoolleiders zien we in de regio geen eenduidig beeld. Tussen 2025 en 2029 daalt de werkgelegenheid van leraren en schoolleiders in de arbeidsmarktregio Drechtsteden en Rotterdam sterker dan de landelijke trend, terwijl deze in arbeidsmarktregio Rijnmond minder snel daalt dan landelijk. In de arbeidsmarktregio Gorinchem zien we daarentegen zelfs een stijging in de werkgelegenheid van leraren en schoolleiders, namelijk met 4,1%.

De relatieve onvervulde werkgelegenheid geeft aan welk percentage van de totale vraag naar leraren en schoolleiders niet vervuld kan worden, ook wel: de tekorten aan leraren en schoolleiders. Dit hangt samen met het beschikbare aanbod, dat bestaat uit huidig personeel en afgestudeerden.

Net als de daling in werkgelegenheid in Zuid-Holland-Zuid, zal de relatieve onvervulde werkgelegenheid de komende jaren ook dalen; van 6,8% in 2025 tot 5,4% in 2029. De relatieve onvervulde werkgelegenheid is in 2029 het laagst in arbeidsmarktregio Drechtsteden (0,3%) en het hoogst in Rotterdam (7,6%). Landelijk zal de relatieve onvervulde werkgelegenheid tussen 2025 en 2029 dalen van 5,1% naar 4,8%.

Instroom pabo afgelopen jaren toegenomen

De pabo blijft een belangrijke bron voor de instroom van nieuwe leraren op de onderwijsarbeidsmarkt. Landelijk zien we dat de instroom in de pabo in de periode 2021 tot en met 2024 met 10% is toegenomen. Dit komt neer op 526 extra pabostudenten in 2024. Het landelijk aandeel pabostudenten dat een duale of deeltijdopleiding volgt, is gedurende de periode 2021-2024 licht gedaald van 22% naar 19%.

In de regio Zuid-Holland-Zuid is gedurende de periode 2021-2024 het aantal studenten dat kiest voor de pabo met 20% toegenomen van 519 naar 621 studenten in 2024. Dit ligt een stuk hoger dan de landelijke trend. Ongeveer 27% van de pabostudenten in Zuid-Holland-Zuid koos in 2024 een duale of deeltijdopleiding, ten opzichte van 32% in 2021. Net als het landelijk aandeel, daalde ook het regionale aandeel van studenten dat een duale of deeltijdopleiding koos.

Vanwege de Covid-19 uitbraak zijn er twee aandachtspunten voor de instroomcijfers uit 2020. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap meldt hierover het volgende: ‘In 2020 zien we een piek in de instroom. De centrale eindexamens in het voortgezet onderwijs waren het schooljaar daarvoor wegens het coronavirus geschrapt. Vooral meer havo-scholieren haalden hun diploma in schooljaar 2019/2020.’

De Vereniging Hogescholen benoemt bij de data voor de instroom een ander aandachtspunt: ‘In verband met de maatregelen omtrent de corona-epidemie is de aanmelddeadline voor studiejaar 2020/2021 een maand opgeschoven van 1 mei naar 1 juni 2020. Dit heeft gevolgen voor vergelijkingen met eerdere en latere jaren doordat studenten voor dit studiejaar een afwijkend aanmeldpatroon laten zien.’

Uitval pabo na één en drie jaar gestegen

De instroom op de pabo-opleidingen zegt niet veel over het aantal nieuw beschikbare leraren op de arbeidsmarkt als de uitval niet meegenomen wordt in de analyse. Het aandeel studenten dat één jaar na de start van de pabo is uitgevallen, is eerst gedaald van 13,5% voor studiejaar 2017/2018 tot 11% voor studiejaar 2020/2021. Hierna is het uitvalpercentage weer gestegen naar 17% voor studiejaar 2024/2025. Het percentage studenten dat drie jaar na de start van de pabo is uitgevallen, kent tussen studiejaar 2017/2018 en studiejaar 2021/2022 een toename van 14% tot 20%. In 2022 is er een herziening geweest van het toetsbeleid om de hoge uitvalcijfers tegen te gaan. Het is nog te vroeg om te zien of dat effect heeft gehad op de uitval van pabostudenten na drie jaar.

In regio Zuid-Holland-Zuid nam de uitval van pabostudenten na één jaar toe (tot 22% voor studiejaar 2023/2024) en daarna is het iets afgenomen (tot 20% voor studiejaar 2024/2025). De uitval van pabostudenten na drie jaar is ook toegenomen in Zuid-Holland-Zuid. Van de studenten die in het studiejaar 2021/2022 aan de opleiding begon, is 25% na drie jaar uitgevallen, terwijl dit voor studiejaar 2017/2018 nog 15% was.

Toename nieuw-paboafgestudeerden

Het aantal nieuw-paboafgestudeerden is de afgelopen jaren in Nederland met 14% gegroeid. In 2019 waren er 3.781 nieuw-paboafgestudeerden en dit aantal is toegenomen tot 4.311 nieuw-paboafgestudeerden in 2023.

In de regio Zuid-Holland-Zuid nam het aantal nieuw-paboafgestudeerden tussen 2019 en 2023 ook toe. In 2019 zijn er hier in totaal 331 studenten aan de pabo afgestudeerd, ten opzichte van 486 in 2023. Dit komt neer op een stijging van 47%. Deze toename is positief voor de regionale arbeidsmarkt in het onderwijs, aangezien die door de spanningsindicator als ‘zeer krap’ wordt bestempeld.

Een aandachtspunt bij dit onderwerp is dat de paboafgestudeerden niet allemaal in het primair onderwijs gaan werken en ook niet allemaal in de regio van de opleiding gaan werken. De mate waarin paboafgestudeerden daadwerkelijk instromen in het beroep en in de regio, heeft impact op het lerarentekort in de regio. Van alle nieuw-paboafgestudeerden werkt 84% na 5 jaar als leraar binnen het onderwijs. Landelijk gezien werkt 82% van alle paboafgestudeerden die werkzaam zijn als leraar binnen de provincie van de opleiding.

Aandeel 35-minners hoger dan aandeel 55-plussers

De vraag naar onderwijspersoneel wordt niet alleen bepaald door de ontwikkeling van het aantal leerlingen. Ook de uitstroom van personeel, onder andere naar pensioen, speelt een belangrijke rol. Personeel kan ook meer of minder gaan werken, in een andere regio gaan werken of een andere functie binnen de sector vervullen. De leeftijdsopbouw van het personeel geeft een indicatie van de verwachte uitstroom naar pensioen. Gemiddeld is ongeveer 20% van het personeel (in fte) in het primair onderwijs 55-plus.

In de regio Zuid-Holland-Zuid is een iets kleiner deel van het personeel 55-plus: ongeveer 19%. Net zoals in heel Nederland, is in deze regio vooral onder het directiepersoneel een relatief groot aandeel 55-plussers werkzaam, namelijk 26% in 2024. In totaal is 34% van al het personeel in deze regio jonger dan 35 jaar. In deze regio is het grootste aandeel 35-minners werkzaam als onderwijsondersteunend personeel (41%), gevolgd door onderwijsgevend personeel (32%).

Deze cijfers laten zien dat de regio zowel te maken heeft met een aanstaande pensioneringsgolf, vooral onder directiepersoneel, als met een hoog aandeel 35-minners. De toenemende behoefte aan doorstroom en doorgroeimogelijkheden binnen scholen benadrukt het belang van een strategisch personeelsbeleid dat gericht is op het behoud en de ontwikkeling van jong talent. Om duurzaam strategisch HRM-beleid te kunnen formuleren, is het essentieel om kwantitatieve analyses van de personeelsbehoefte te koppelen aan de wensen en behoeften van verschillende groepen medewerkers. Alleen dan kan de schoolorganisatie nu én in de toekomst beschikken over voldoende en passend onderwijspersoneel.

Directiepersoneel werkt gemiddeld meeste fte

De deeltijdfactor is een getal tussen 0 en 1 dat aangeeft welk deel van een fulltimebaan een werknemer uitoefent. De gemiddelde deeltijdfactor (het gemiddelde aantal fte) per functie helpt om beter te begrijpen hoe het personeelsbestand is opgebouwd, hoe ruim functies worden ingevuld, en waar mogelijke knelpunten of kansen liggen in personeelsbeleid. Dit maakt het een nuttige indicator voor zowel schoolorganisaties als beleidsmakers. Landelijk werkt directiepersoneel gemiddeld 0,89 fte, onderwijsgevend personeel 0,72 fte en onderwijsondersteunend personeel 0,67 fte.

Het landelijk gemiddelde is een goede indicator, maar kan niet een-op-een vergeleken worden met het regionaal gemiddelde. Het kan namelijk voorkomen dat één persoon in meerdere regio’s werkt en hierdoor dubbel geteld wordt.

In de regio Zuid-Holland-Zuid maakt directiepersoneel de meeste uren met een gemiddelde deeltijdfactor van 0,87 fte. Het onderwijsgevend personeel werkt iets minder met een gemiddelde deeltijdfactor van 0,71 fte en het onderwijsondersteunend personeel kent de laagste gemiddelde deeltijdfactor met 0,66 fte.

Welke onderwijsregio's zijn in deze regio actief?

Overzicht gemeenten binnen de regio Zuid-Holland-Zuid

Drechtsteden
Alblasserdam, Dordrecht, Hardinxveld-Giessendam, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht, Zwijndrecht

Gorinchem
Gorinchem, Molenlanden, Vijfheerenlanden

Rijnmond
Albrandswaard, Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Goeree-Overflakkee, Hoeksche Waard, Krimpen aan den IJssel, Maassluis, Nissewaard, Ridderkerk, Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen, Voorne aan Zee, Zuidplas

Overzicht onderwijsregio’s binnen de regio Zuid-Holland-Zuid

Op zoek naar meer informatie?

OCW Dashboard – Onderwijsarbeidsmarkt in cijfers

Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft het dashboard Onderwijsarbeidsmarkt in cijfers ontwikkeld. Voor het primair onderwijs kunnen verschillende gebiedsniveaus (bv. onderwijsregio of arbeidsmarktregio) en thema’s geselecteerd worden. Hier is meer te vinden over werkgelegenheid, personeel, arbeidsmobiliteit, lerarenopleidingen en de ontwikkeling van leerlingen, scholen en schoolbesturen.

Praktijkverhalen uit de regio

Het Arbeidsmarktplatform PO verzamelt inspirerende verhalen uit de praktijk van het primair onderwijs. Op de pagina Praktijkverhalen kun je eenvoudig jouw regio selecteren om te ontdekken wat daar speelt. Liever breder kijken? Laat je dan inspireren door ervaringen uit andere regio’s.

Regionaal maatwerk

Heb je een extra vraag over de data in jouw regio? Laat het ons weten via het contactformulier. Afhankelijk van je vraag denkt een adviseur of onderzoeker graag met je mee.

Scenariomodel

Ben je op zoek naar aanvullende gegevens over de arbeidsmarkt in jouw regio, bijvoorbeeld over jouw eigen school, schoolorganisatie of samenwerkingsverband? Of heb je een andere vraag over regionale arbeidsmarktgegevens? Het Arbeidsmarktplatform PO helpt je graag.

Neem contact met ons op of maak gebruik van een van onze instrumenten, zoals het Scenariomodel PO. Via het Scenariomodel PO kun je zelf een berekening maken van de benodigde formatie op jouw school, schoolorganisatie of regio voor de komende jaren. Door deze gegevens te combineren met de leerlingenprognose zie je op tijd of je schoolorganisatie of -locatie te maken krijgt met over- of ondercapaciteit.

Bronvermelding

Centerdata

Van Centerdata zijn de Arbeidsmarktramingen primair onderwijs 2024 gebruikt. Deze worden opgesteld in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Meer informatie over deze regio is te vinden in Arbeidsmarktraming 2024 Zuid-Holland-Zuid.

DUO

Er is gebruik gemaakt van de openbare onderwijsdata over het primair onderwijs van DUO voor enkele figuren op deze pagina.

Vereniging Hogescholen

Voor enkele figuren is data van de Vereniging Hogescholen gebruikt, deze zijn afkomstig uit het Dashboard instroom, inschrijvingen en diploma’s en Dashboard studiesucces, uitval en studiewissel.

UWV

Uit het Dashboard Spanningsindicator van het UWV is data gehaald over de krapte op de gehele arbeidsmarkt en binnen de pedagogische beroepen.