Landelijke aanpak personeelstekort
Maatregelen aanpak personeelstekortHet primair onderwijs kent een groot kwantitatief personeelstekort. De instroom van nieuwe leraren en schoolleiders is te klein om het vertrek op te vangen van collega’s die met pensioen gaan, in een andere onderwijssector gaan werken of buiten het onderwijs hun carrière vervolgen. Schoolbesturen, werkgeversorganisaties, onderwijsvakbonden, opleidingen, gemeenten en de landelijke overheid werken samen om het personeelstekort aan te pakken. Om de sector te ondersteunen bij het maken van keuzes heeft het Arbeidsmarktplatform PO informatie verzameld over de landelijke aanpak van het personeelstekort.

Het primair onderwijs staat voor grote uitdagingen door de aanhoudende personeelstekorten. De landelijke aanpak van het personeelstekort in het primair onderwijs bestaat uit verschillende maatregelen om de continuïteit en kwaliteit van het onderwijs te waarborgen. In tijden van tekorten worden noodmaatregelen ingezet, zoals aanpassingen in de schoolweek, de inzet van ander personeel dan leraren en het bevorderen van het gebruik van ICT. Deze aanpak biedt scholen handvatten om het personeelstekort te verzachten. Het beleid en de ontwikkelingen over het organiseren in tijden van tekorten op een rij.
Aanpassingen aan het schoolprogramma
Flexibilisering van het schoolprogrammaDoor het tekort aan leraren kiezen schoolorganisaties steeds vaker voor organisatorische oplossingen. Aanpassingen aan het schoolprogramma zijn een voorbeeld van een strategie die scholen kunnen verkennen. In de grote steden wordt al geëxperimenteerd met het aanpassen van de schoolweek. De tijdelijke – in 2024 afgelopen – Regeling andere dag- en weekindeling maakte het mogelijk om maximaal één dag per week – of 22 uur per maand – onbevoegde maar bekwame vakspecialisten in te zetten. Deze professionals verzorgden activiteiten voor leerlingen en bieden daarmee verlichting de lesroosters. Het ministerie van OCW liet de impact van de regeling op zaken als de onderwijskwaliteit, continuïteit en kansengelijkheid monitoren. De vormgeving van het schoolprogramma ligt grotendeels binnen de autonomie van de schoolorganisaties, mits ze voldoen aan de wettelijke kaders. De onderwijsinspectie heeft de regels en uitgangspunten voor de onderwijstijd in het basisonderwijs gepubliceerd.
Vernieuwingsconcepten in tijden van tekorten: onderwijstijd anders invullen
Scholen kiezen regelmatig voor een andere onderwijskundige koers, bijvoorbeeld met de traditionele vernieuwingsconcepten zoals Dalton, Montessori of Jenaplan. De afgelopen vijftien jaar zijn daar nieuwe vormen bijgekomen, bijna altijd vanuit een vernieuwende onderwijskundige keuze. Daarbij gaat het om onderwijs in units, gepersonaliseerde leerroutes voor leerlingen of intensief gebruik van tablets. Sommige combineren onderwijs en kinderopvang, anderen vormen klassikaal onderwijs om tot leerpleinen of flexibiliseren hun openingstijden en vakanties. De afgelopen jaren zijn in verschillende projecten – zoals de Sterrenschool, SlimFit en Team op Maat -behalve een pedagogische visie ook organisatorische veranderingen doorgevoerd. Hoewel deze initiatieven vaak vanuit een pedagogische visie starten, helpen ze ook bij het opvangen van personeelstekorten. In het rapport Anders leren, anders werken? uit 2018 verkent het Arbeidsmarktplatform PO de personele gevolgen van de andere koersen. Het is onbekend hoe vaak bepaalde vormen in de praktijk voorkomen. Hier vind je een samenvatting van het rapport en praktijkverhalen van scholen die hun onderwijsopzet ingrijpend hebben veranderd.
Onderwijsraad: omgaan met aanhoudende schaarste
In de zomer van 2023 publiceerde de Onderwijsraad het rapport Schaarste schuurt met als voornaamste constatering dat het personeelstekort voorlopig blijft. Door de aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt zijn volgens de Onderwijsraad ingrijpende keuzes noodzakelijk omdat het tekort op korte termijn niet is op te lossen. Overheid, schoolbesturen, scholen en personeel moeten daarom plannen maken om met die aanhoudende schaarste om te gaan. Centraal in het rapport staat het beperken van het aantal lesuren van leerlingen. Dat is mogelijk omdat in Nederland relatief veel onderwijstijd staat geprogrammeerd, in vergelijking tot andere landen. Leraren blijven evenveel lesuren geven, zodat er extra capaciteit is voor het onderwijs. Andere professionals worden ingezet om het gat tussen de verlaagde onderwijstijd voor leerlingen op te vangen. Voor de nieuwe, meer gevarieerde schoolteams, moeten overheid, personeel en besturen om tafel om bevoegdheden en taken te bepalen.
Omdat het lerarentekort het hevigst is op scholen in de Randstad met een hoog leerlinggewicht, moet het werken daar extra aantrekkelijk gemaakt worden. Deze scholen moeten extra budget krijgen voor bijvoorbeeld kleinere klassen en meer personeel, adviseert de Onderwijsraad.
De rol van ICT in het onderwijs
Intensiveren ICT-gebruikHet gebruik van online-onderwijs of ICT op school neemt de laatste jaren toe. Verschillende evaluaties zien kansen en bedreigingen hiervan, maar geen impact om het lerarentekort te verminderen. In het advies Schaarste schuurt onderschrijft de Onderwijsraad deze conclusie.
Het lijkt er volgens de raad misschien op dat digitale technologie veel mogelijkheden biedt om bepaalde onderwijstaken van leraren over te nemen, te vergemakkelijken of te versnellen. Zo bestaan er adaptieve leermaterialen, automatische nakijkprogramma’s en dashboards die onderwijs- en leerprocessen weergeven en interpreteren. “Daarmee lijkt de inzet ervan in het onderwijs een kansrijke optie om lerarentekorten op te vangen”, schrijft de raad. Maar het tegendeel is waar, vervolgt het rapport. “Want met de inzet van digitale technologie wordt het geven van onderwijs complexer. Digitale technologie manifesteert zich namelijk als een extra actor in het onderwijsproces, naast leraren, leerlingen en hun ouders. De inzet van deze technologie levert geen besparing op in de zin dat er de facto minder leraren nodig zijn. Want betrokkenheid en professioneel handelen van leraren zijn altijd nodig, ook wanneer intelligente technologie processen deels overneemt of wanneer leerlingen met deze technologie zelfstandig leren. Onderwijs geven vergt immers kwaliteiten die computers missen, zoals een brede opmerkzaamheid, pedagogische sensitiviteit en didactisch inspelen op specifieke en onverwachte situaties.”
Investeren in digitalisering
Vanuit het Nationaal Groeifonds investeert de Rijksoverheid in digitale onderwijsinnovaties, via de link zijn meerdere lopende projecten op het gebied van digitalisering te vinden. Er zijn projecten over de verbetering van het dagelijks gebruik van digitale onderwijsmiddelen, het gebruik van AI in de lessen en open leermateriaal. Dit laatste project heeft als doel om een positieve invloed op de onderwijskwaliteit en de aantrekkelijkheid van het beroep van leraar te hebben.
Onderzoek inzet ICT
Op een vraag via de Kennisrotonde van NRO komt in 2021 het antwoord dat de effectiviteit van het ICT-gebruik op school afhankelijk is van de kennis en vaardigheden van de leraren. Zij moeten de kennis blijven doorontwikkelen en met collega’s delen. Een goede technische infrastructuur, ondersteuning en voldoende tijd voor ICT-doorontwikkeling is van belang voor leraren. Vanuit de schoolleiding is het belangrijk dat er visie en leiderschap is op het gebruik van ICT op school.
De quickscan Online onderwijs ten tijde van corona van de Vrije Universiteit en de Universiteit van Amsterdam keek naar de zorgen en behoeften van leraren die tijdens corona gedwongen waren om online-lessen te geven. Hoofdconclusie: ‘De zichtbaarheid en urgentie van digitale ongelijkheid is daardoor snel toegenomen.’ Een grote groep leerlingen in het primair onderwijs heeft bijvoorbeeld geen eigen computer en een slechte internetverbinding. Een rustige plek om online onderwijs te volgen is er bij veel gezinnen ook niet. Bij kansarme kinderen is er thuis weinig ondersteuning bij de digitale lessen en ontbreekt het aan wat de onderzoekers noemen ‘offline lesmateriaal’ als boeken, papier en verf. De digitale vaardigheden van kinderen worden volgens de ondervraagde docenten overschat. Ze zijn wel actief op de digitale snelweg, maar dat is iets anders dan digitaal vaardig met online onderwijs.
Inzet onderwijsondersteunend personeel
Het inzetten van onderwijsondersteunend personeel (oop) biedt kansen om het lerarentekort te verzachten. Scholen kunnen ervoor kiezen om ander personeel in te zetten naast de leraar om taken of functies te differentiëren, zoals onderwijsassistenten en lerarenondersteuners. De samenstelling van schoolteams is de laatste jaren dan ook sterk veranderd, het aantal en aandeel van onderwijsondersteunend personeel (oop) is sterk toegenomen, zo blijkt uit verzamelde DUO data omtrent onderwijspersoneel. In het basisonderwijs bestaan grote regionale verschillen in het percentage oop’ers dat in dienst is. Daarbij is een duidelijk verband met de ernst van het lerarentekort in de regio. De grote steden zijn duidelijk koplopers in het aanstellen van onderwijsassistenten.
De afgelopen vijf jaar is in alle sectoren van het primair onderwijs de inzet van onderwijsondersteunend personeel toegenomen. Schoolteams zijn daardoor van samenstelling veranderd. Tussen 2019 en 2023 nam het aantal oop’ers toe met ruim 9500. Scholen kunnen daarbij verschillende soorten personeel inzetten, zoals onderwijsassistenten, lerarenondersteuners, pedagogen of conciërges. De grootste groei zit bij de onderwijsassistenten. Het aandeel oop’ers in het personeelsbestand in het hele po steeg van 20 naar 26 procent. Tussen de schooltypen bestaan echter grote verschillen. In het basisonderwijs is het aandeel ondanks groei nog steeds het kleinst.
De inzet van assistenten en onderwijsondersteuners biedt voordelen voor leraren én leerlingen, zo blijkt uit een verkenning van het Arbeidsmarktplatform PO. De extra handen in de klas zorgen voor werkdrukvermindering en maatwerk. Uit de verkenning blijkt dat onderwijsassistenten vooral – in 92 procent van de gevallen – worden ingezet om leerlingen individuele begeleiding en maatwerk te kunnen bieden. Ook geven veel respondenten aan dat onderwijsassistenten ondersteuning bieden bij lesgevende taken (67 procent) en organisatorische taken (57 procent). Bij lerarenondersteuners zien we een vergelijkbaar beeld. Door de extra handen in de klas kunnen leraren zich meer concentreren op hun kernactiviteit: het geven van onderwijs. Leraren hebben hierdoor meer tijd om aandacht te besteden aan leerlingen die dat nodig hebben (77 procent).
Schrijf je in voor onze maandelijkse nieuwsbrief
Vul je e-mailadres in en blijf op de hoogte van ontwikkelingen in het primair onderwijs en onze publicaties, bijeenkomsten & kennissessies.




